|
||||||||
|
Ik ben er niet meteen uit of het een vloek of een zegen is, als je ter wereld komt als zoon of dochter van een artiest, die door de hele wereld erkend wordt als een meester in zijn vak. In het geval van Oriane Lacaille, dochter van René, de accordeonist/gitarist/saxofonist/percussionist die, in de voetsporen van zijn eigen vader, de muziek van het Franse eiland Réunion, zowat eigenhandig over de hele wereld bekend maakte. Van séga en ralé-poussé tot maloya, zonder René zouden veel minder mensen aan deze kant van de Indische Oceaan die muziekvormen hebben leren kennen. Dochter Oriane heeft er, op het moment dat haar debuut onder eigen naam uitkomt, ook al een aardig trajectje op zitten: ze was deel van een soort familie-orkest met papa en broer Marco en met Bonbon Vodou maakte ze twee geweldige platen, waarvan vooral “Cimetière Créole” flink wat rimpels in het water veroorzaakte. Op die plaat was er niet alleen medewerking van de grote Danyel Waro en van papa René, je zag en hoorde ook voor het eerst de inbreng van Piers Faccini. Die man, Brits-Italiaans van komaf, maar verblijvend in de Franse Cévennes, heeft er al een achttal platen opzitten en werkte zelf al samen met groten als Ibrahim Maalouf, Patrick Watson, Rokia Traoré en Ben Harper, die mee verantwoordelijk was voor de lichtjes fantastische plaat “Shapes of the Fall” van Faccini. Bon, in dat kader kan een jongedame als Oriane Lacaille dus aan de slag en daar komt alras een EP uit voort, het nummer 5 in de reeks “Hear My Voice” op het Beating Drum-label van Faccini. En zoals het gaat in muzikantenmiddens; de samenwerking tussen beiden kent een vervolg, als Oriane haar debuutplaat, deze dus- via een crowdfundingcampagne- wil opnemen. Ook zij beschikt intussen over een fraai adressenboekje en zo komt het dat niet alleen Faccini zijn opwachting maakt (op “Li Bat”), maar ook papa René (met veelkunner Loy Ehrlich op “Lam La Mer”, de alhier schromelijk onderschatte zangeres Laura Cahen (op “Flèr”) en de onnavolgbare Layla MaCalla (op titeltrack “iViV)” maken hun opwachting en helpen de plaat naar een niveau waar zowat elke debutant slechts kan van dromen. Dit gezegd zijnde, mag ik er nog graag op wijzen dat alles door Oriane zelf geschreven werd en dat de tracks die ten huize van ondergetekende het vaakst met de repeat-toets behandeld worden, zoals “Kaf do lo”, “Timo”, “Mi pans aou” en vooral “Ride”, stuk voor stuk songs zijn, die de zangeres met haar vaste begeleiders Héloise Divilly en Yann-Lou Bertrand opnam en die hier menig danspasje uitlokten. Kijk, het is soms kinderlijk eenvoudig: platen als deze “iViV” kom je hooguit een paar keer per jaar tegen. Uitzonderlijk is de combinatie van knappe songwriting, subtiele maar gedecideerde zang, aanstekelijke ritmes en glasheldere productie. Dit is, met andere woorden een Debuut met hele grote D ! (Dani Heyvaert)
|